Wanneer God begraven is…

Dagen: Acht donderdagen (14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Lia Vergouwen en Vic Bos

 

Etty Hillesum (1914 – 1943) was een jonge, joodse vrouw, die volop bezig was zichzelf te ontdekken toen de tweede wereldoorlog uitbrak. In een dagboek liet zij openhartig zien hoe intens ze zocht naar de zin van het leven en hoe ze worstelde om alles, het mooie én het absurde, een plaats te geven in haar bestaan.

 

26 Augustus (1941), Dinsdagmiddag

Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.

 

23 Juli (1942), Donderdagavond, 9 uur

Toen ik gisterenavond dat grote eind door de regen gelopen had met die blaar onder aan m’n voet, ben ik toch op het eind nog een straatje omgelopen om een bloemenkar te zoeken en ik kwam met een grote bos rozen thuis. En daar staan ze. Ze zijn net zo werkelijk als al de ellende, die ik op een dag meemaak. Er is voor veel dingen plaats in één leven. En ik heb zo-veel plaats, mijn God.

 

Uit de brieven die Etty Hillesum vanuit het doorgangskamp Westerbork schreef, blijkt hoe zij in die barre werkelijkheid met beide benen op de grond was komen te staan.

 

Westerbork, 24 Augustus, 1943

Als ik denk aan die gezichten van het groengeüniformeerde, gewapende begeleidingspelo-ton, mijn God, die gezichten! Ik heb ze stuk voor stuk bekeken, verdekt opgesteld achter een venster, ik ben nog nooit van iets zo geschrokken als van deze gezichten. Ik ben in de knoei geraakt met het woord, dat het leidmotief van mijn leven is: En God schiep de mens naar Zijn Evenbeeld. Dat woord beleefde een moeilijke ochtend met mij.

 

Op acht donderdagmiddagen wisselen we uit wat ons in het dagboek en de brieven van Etty Hillesum het meest heeft geraakt. In gesprek met elkaar hopen we door te dringen tot wat haar bezielde en tot de kracht die ons doet leven.

 

Bij de tekstlezing gebruiken we: Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941 – 1943. Uitgeverij Balans, Amsterdam 1986.