Dit najaar vertonen we drie spirituele films. Uit het Oosten komt de film Departures, uit het Zuiden de film Altiplano en uit het Westen de film Yo, también. Wat ze met elkaar gemeen hebben is dat ze mooi zijn, en spiritueel. Ze laten zien hoe belangrijk de spiritualiteit van een lokale gemeenschap is voor een humane samenleving. Ze stellen meer of minder direct vragen aan de spiritualiteit van de globale samenleving. Die is immers voorwaarde voor een humaniteit wereldwijd.

 

De Japanse film Departures van Yogiro Takita won in 2009 terecht de Oscar voor Beste Buitenlandse Film. Een ontroerend melodrama over de jonge werkloze cellist Daigo, die met zijn vrouw terugkeert naar zijn geboorteplaats op het platteland en daar, bij toeval, werk vindt bij een uitvaartondernemer. Na aanvankelijke weerzin – vandaag de dag is ook in Japan de dood een taboe − ontdekt hij de waarde van dit beroep. Langzaam maar zeker wordt Daigo zich bewust van de waarde van een traditioneel Japans ritueel dat je alleen nog maar op het Japanse platteland aantreft: het afleggen en kisten van de overledene volgens aloud Shintoïstisch gebruik.
Het wordt een heftige initiatie voor Daigo, niet alleen in de omgang met de doden, maar ook in zijn eigen onverwerkte rouw om zijn vader. Hij dreigt zelfs zijn vrouw te verliezen, omdat zij niet kan leven met het feit dat hij zo’n onrein en impopulair beroep heeft. Toch houdt hij zich staande en laat hij zich door zijn leermeester inwijden in de kunst van het afleggen in het bijzijn van de nabestaanden. De nabestaanden worden op hun beurt door verdriet overmand, en tegelijkertijd getroost door de gebaren van toewijding en respect.
De film vertelt over de waarde van afscheidsrituelen, niet alleen in Japan maar waar ter wereld ook. Aandachtig en ritueel afscheid nemen van de dierbare overledene helpt je je verdriet te integreren om zo de overledene en daarmee de dood, een plaats te geven in je hart. Dat kan niet zonder de gemeenschap daarin te betrekken. Een humane boodschap over het leven in de dood en de dood in het leven.
Altiplano, een film van Peter Brosens en Jessica Woodworth, speelt zich af in een afgelegen bergdorp in de Andes (Peru). De dorpsbewoners bereiden zich in de kerk voor op een processie. Ze dragen het Mariabeeld naar buiten. In de zinderende zon blijkt de grond bezaaid met een glinsterend zilveren substantie. Gefascineerd schieten de kinderen naar voren om snel dat moois aan te kunnen raken. In hun enthousiasme stoten ze Ignacio omver. Hij verliest zijn evenwicht en het Mariabeeld valt op de grond te pletter. Deze symboliek van de korte proloog, waarmee de film inzet, is de opmaat voor rampspoed: in het dorp Turubamba voltrekt zich een milieuramp. Het geheimzinnige zilver blijkt kwik te zijn uit de nabijgelegen goudmijnen. De jonge Saturnina verliest haar prille geliefde Ignacio aan het vergiftigde water van de rivier.
Aan de ander kant van de wereld in Bagdad heeft oorlogsfotografe Grace de meest traumatische ervaring in haar carrière. Zij keert onverwijld terug naar België en staakt haar beroep. Door een tragische samenloop van omstandigheden verliest ook zij haar man Max in Turubamba. Max is arts op een nabijgelegen dokterspost.
Altiplano volgt het broze spoor van het lot en de zielsverwantschap tussen Saturnina en Grace. In haar verdriet om het verlies van haar geliefde, besluit de geestkrachtige Saturnina zich op te offeren. Zij tekent hiermee eenzaam protest aan tegen de corruptie van het Westen. Na Saturnina’s dood neemt Grace op haar zoektocht naar de toedracht van de dood van Max haar plaats in. Deze film is een groot pleidooi voor een humanisering van de globalisering.
‘Door jou voel ik me normaal’, zegt Daniel op een zeker moment tegen Laura. De hechte vriendschap tussen de twee wordt door hun collega’s flink bekritiseerd. Daniel heeft namelijk het syndroom van Down. De Spaanse film Yo, también (Ik, ook) van Antonio Naharro en Álvaro Pastor, maakt op intrigerende wijze voelbaar dat ieder mens recht heeft op dat kleine beetje geluk in de liefde. Handicap of niet.
Die 34-jarige Daniel is dankzij de intensieve steun van zijn ouders gedurende zijn hele leven intellectueel geprikkeld, wat ervoor gezorgd heeft dat hij als eerste Europese man met het downsyndroom een universitair diploma in de wacht sleept. Al snel kan hij aan de slag bij een overheidsinstelling in Sevilla, waar hij de vrijzinnige Laura ontmoet. Ze raken verwikkeld in een ingewikkelde vriendschap. Natuurlijk trekt dit de aandacht van familie en vrienden, die denken dat Laura misbruik maakt van Daniel en hem uiteindelijk met een gebroken hart zal achterlaten.
Een film maken over een verliefd hoofdpersonage met een handicap is een delicate kwestie. Pastor en Naharro zijn uiterst fijngevoelig met de thematiek omgesprongen en vrijwaren zich van stereotiepe beelden. Vanuit Daniels perspectief worden de vooroordelen rond mensen met het downsyndroom, de verwachtingen die hij zelf heeft in de liefde en de te nemen hindernissen die daarmee gepaard gaan in een relatief kader geplaatst, met een flinke portie zelfspot en humor. Maar dat vergroot de tragedie des te meer. Voor Laura wordt het een confrontatie met een liefdeloos verleden.
Hoewel deze film een pijnlijke werkelijkheid toont, is ze bovenal een schitterende ode aan de onverwoestbare kracht van de liefde die twee mensen tot elkaar brengt. Een les voor ons in het Westen en voor de wereld, om in het reine te komen met ‘gehandicapten’.

Dagen          Drie zaterdagen (11.00–16.30 uur)
Data             24 sep – 29 okt − 17 dec
Kosten          60 euro
Begeleiding  Marjeet Verbeek en Wilbert Sentenie

Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van ’t nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel.
(Uit het gedicht Ouderdom van M. Vasalis)
Oud word je vanzelf, maar het is pas voelbaar als er iets gaat haperen of als anderen je er stilletjes opmerkzaam op maken. Stapsgewijs treed je een nieuwe levensfase binnen. Het tijdperk van de ouderdom kan lang zijn – soms tientallen jaren bestrijken – en in verschillende fasen verlopen. Iemand van zestig beleeft het tot de ‘ouderengeneratie’ behoren wellicht anders dan een hoogbejaarde van negentig. Voor wie vitaal is en mobiel blijft, is oud zijn iets anders dan voor iemand die afhankelijk is geworden van hulp van anderen. Kortom ouderen zijn niet over een kam te scheren.
H. Andriessen noemt ouder worden een zoektocht in een nieuw land:
Ouderdom is een nieuw land waarin we ons moeten oriënteren. Er zijn geen pasklare regels voor. We gaan erin met de bagage die we in het leven hebben verworven en ook met de ballast. We leren onszelf opnieuw kennen. Het is de toets van al het voorafgaande. Ouderdom roept in ons de laatste en dikwijls ook de meest persoonlijke levensvorm op. De stand van ons verlangen, onze betrekking tot het Geheim en onze levenservaringen zijn er de bouwstenen van.
Andriessen spreekt hier over het oud worden als over een binnentreden in een nieuw land, waarin een weg gevonden moet worden. Veel van wat vroeger was is voorbij. Het expansief en gedreven ’voorwaarts’ gaan, is afgeremd of stilgelegd. Leren omgaan met deze ‘vertraagdheid’ en het voortdurend loslaten van veel wat vertrouwd was, is een persoonlijke zoektocht. We nemen onszelf mee in het verkennen van het nieuwe land, met de oogst van het verleden, inclusief de ballast. Gaandeweg leren we onszelf opnieuw kennen als persoon, die in het eindtijdperk van het leven staat. Dat kan confronterend zijn, maar ook kansen bieden. Niet alleen om in het reine te komen met alles wat is gebeurd aan lukken en mislukken. Maar paradoxaal genoeg kunnen de beperkingen van de ouderdom een positieve kracht zijn. Juist als we blinder en dover worden en minder mobiel, kunnen we meer oog en oor krijgen voor het hier en nu, voor wat er is en wat er nóg is.
Ida Gerhardt zegt het treffend in haar gedicht Genesis:
Oud worden is het eindelijk vermogen / ver af te zijn van plannen en getallen; / een eindelijke verheldering van ogen…
Wanneer plannen en getallen er niet veel meer toe doen, kan een ‘verheldering van ogen’ plaatsvinden, met een nieuw zicht op de dingen en een nieuw levensgevoel.
Het is het uiteindelijk vermogen om ouder worden niet alleen te zien als verval. Maar de stilte te koesteren en verwonderd te zijn over wat vroeger door drukte en haast onopgemerkt bleef. Met de ogen van het hart kan alles een andere glans krijgen. Ida Gerhardt heeft het hier over een begenadigd moment, dat het Geheim van het leven raakt. Een verhelderd zien, misschien na een lange periode van niet zien en geslotenheid. Soms lijkt die verhelderde blik een bestaanswijze geworden. Het zijn de oude mensen die mildheid uitstralen en vrede hebben in zichzelf.
In deze cyclus gebruiken we teksten uit het boek Een eigen weg te gaan, ouderen en spiritualiteit van Herman Andriessen. Het boek is helaas uitverkocht. We zorgen er voor dat iedereen de gekozen teksten kan lezen. Deze zullen we bezien vanuit onze eigen beleving van het ouder worden en het oud-zijn. Onze ervaring is dat door er samen over te praten behalve herkenning ook verdieping kan groeien.
Dagen          Vijf maandagen (14.00–16.30 uur)

Data             26 sep – 10 okt − 24 okt – 7 nov − 21 nov
Kosten          50 euro
Begeleiding  Wil Simis−Goddijn en Riet Spierings

Onze abdij is gebouwd rond een groot leeg vierkant. Het centrum van onze gebouwen is onbezet. Niet de kerk, niet de eetzaal, niet de gemeenschapsruimte en ook niet de bibliotheek staan in het middelpunt, maar een lege binnentuin. We wandelen elke dag in het vierkant van de kloostergang rond die tuin. In dit centrum gebeurt niets. Het is onze long. Veranderen we van activiteit, dan moeten we noodgedwongen langs die binnentuin – dan herschikken we onze energieën. We elimineren de slechte. We ademen, denken aan niets en trekken verder met een verruimd hart. (Benoît Standaert)

 

Benoît Standaert (1945) is benedictijn van de Sint-Andriesabdij in Zevenkerken-Brugge. In binnen- en buitenland is hij betrokken bij vormings- en opleidingswerk. Onlangs schreef hij het boek Spiritualiteit als levenskunst. Met kennis van zaken, humor en het gezag van iemand die uit eigen ervaring en beleving spreekt, denkt hij in dit werk na over een levenskunst die jarenlang is getest binnen de muren van een abdij en die ook werkzaam is daarbuiten. Stevig geworteld in de gedegen benedictijnse traditie en met een grote openheid naar andere levensbeschouwingen, culturen en godsdiensten zoekt deze monnik kritisch en zo onvooringenomen mogelijk naar wijsheid en levenservaring. In zijn zoektocht koppelt hij eruditie en traditie aan actualiteit en huidige tijdgeest.

 

Door een groot aantal levenswijzen te beschrijven laat Benoît Standaert zien dat spiritualiteit een essentiële dimensie van het leven is, een ‘spirit’, een levenskracht die zin en vorm geeft aan het bestaan. Spiritualiteit is een ‘kunst’ die helpt het leven met al zijn mogelijkheden en onmogelijkheden te leven. Een kunst van aandacht, verwondering en verontwaardiging. Scholing in en toeleg op deze levenskunst wil structuur en beweging, orde en flexibiliteit, betrokkenheid en vrijheid aanbrengen.

 

In een praktisch en toegankelijk boek staat de schrijver stil bij verschillende elementaire levensvormen, zoals ademen, eten, slapen, glimlachen, klagen, lezen, wandelen, luisteren en zwijgen. Allemaal doorkijkjes, die het leven kunnen inspireren; handreikingen, die een tegenwicht kunnen vormen voor de prestatie- en consumptiemaatschappij. De auteur toont aan hoe je door ‘eenvoudige dingen’ zo volkomen mogelijk uit te voeren het leven in zijn onvolkomenheid zo goed mogelijk kunt leven. Hij verwijst naar een uitspraak van Rikyu, een Japanse zenmeester uit de zestiende eeuw: Het leven is onmogelijk. Laat ons iets mogelijks goed doen. Misschien maakt dit het leven toch mogelijk? Of met de woorden van Prediker (9, 10): doe wat je hand te doen vindt. Doe het met volle inzet… Doen wat op je weg komt en daar niet met een boog omheen lopen.

 

Aan de hand van Spiritualiteit als levenskunst én onze eigen inzichten en ervaringen proberen we – rondom een open ruimte − op het spoor te komen van een levenskunst die bij ons persoonlijke en maatschappelijke leven past. We lezen fragmenten uit dit boek met de bedoeling ons ermee uiteen te zetten en ons te laten gezeggen door de tekst, ook als deze weerbarstig is of ’als een graat in je keel blijft steken’. We gebruiken de uitgave: Benoît Standaert, Spiritualiteit als levenskunst. Alfabet van een monnik, Lannoo, Tielt 2010, 320 blz., ISBN 978 90 209 8823 9.

 

Dagen: Zes donderdagen (14.00–16.30 uur)

Data: 29 sep – 13 okt – 27 okt – 10 nov – 24 nov – 8 dec
Kosten: 60 euro
Begeleiding: Jetske Nicolaas en Vic Bos

Langs lopend, te gezond, te naakt
en door een lichte wijn in een soort droom bewegend,
besef ik plotseling de enig werkelijke zonde:
dat ik door het verwonderlijkste nauw geraakt,
zonder besef door het bestaan gezegend
en door de schadelijkste dingen nauw geschonden,
ver van de werkelijkheid ben weggeraakt.
 (M. Vasalis)

 

Gedichten lezen van M. Vasalis (1909-1998) is lopen op het pad van haar woorden en, haar achterna, een inzicht beleven, omdat je – zoals haar biografe Maaike Meijer het zegt – ‘heel dicht bij het kloppend hart van het leven’ bent geraakt. Vasalis ‘Zag’ – die hoofdletter hebben anderen erin herkend – en schreef haar gezichten in gedichten op. Dat zijn er alles bij elkaar niet veel. Drie bundels in 15 jaar tijdens haar leven en vele jaren later een postume bundel samengesteld door haar kinderen.

 

Haar werk is vaak bekroond o.a. met de Constantijn Huygensprijs in 1974 en de P.C. Hooft-prijs in 1982, omdat kwaliteit niet in de hoeveelheid ligt of in het zoeken van publiciteit. Intussen zijn enkele van haar gedichten allang en breed klassiek. Haar beperkte oeuvre maakt het mogelijk om vooraf geen strenge keuze van haar gedichten te hoeven maken. In beginsel zullen we per bijeenkomst stil staan bij één gedichtenbundel.

 

Zo presenteert zij ons poëzie waarin we eigen ontdekkingen kunnen doen en die we samen kunnen delen. De bundels gaan over de grote thema’s van leven, liefde, dood, eenzaamheid en vreugde en altijd over de ontroering waarin een mens iets ontsloten wordt.

 

De gedichten van Vasalis zijn verkrijgbaar zowel in afzonderlijke bundels als in verzameld werk: M. Vasalis, Verzamelde gedichten, Uitgeverij G. A. van Oorschot, Amsterdam 2006, ISBN 90 282 4062 4

 

Dagen: Vijf maandagen (14.00 uur–16.30 uur)

Data: 3 okt − 17 okt − 31 okt − 14 nov − 28 nov
Kosten: 50 euro
Begeleiding: Janneke Krijger en Cees Savelkouls

Van de schoonheid en de troost: zo luidt de titel van een veelgeprezen en bekroond programma dat Wim Kayzer in de jaren negentig maakte voor de VPRO-televisie. Hij interviewde 26 befaamde kunstenaars, schrijvers, wetenschappers, filosofen en musici over datgene wat het leven voor hen de moeite waard maakt. Hoe weten zij te leven te midden van de vaak chaotische alledaagse werkelijkheid?

 

Kayzer legde hen de vraag voor wat in hun leven schoonheid vertegenwoordigt en of die schoonheid in staat is om troost te bieden in een somtijds mistroostig en bar bestaan. Een moeilijke vraag, waarop zijn gesprekspartners tastend een antwoord zochten, zowel vanuit hun werk als hun persoonlijke leven. De reacties waren zeer uiteenlopend. Waar voor de een schoonheid en troost schuilen in de ordening van het heelal, vindt de ander deze juist in het onvoorspelbare en het vergankelijke. Maar ook in muziek, oude familiefoto’s en zelfs in verdriet kan schoonheid schuilgaan.

 

Aan de hand van enkele interviews zullen ook wij ons in deze cyclus bezighouden met de vraag wat ons leven de moeite waard maakt. Wat biedt mij zowel schoonheid als troost om me te verzoenen met het leven en met mijn persoonlijke leven?

 

Dit keer bekijken we drie interviews met denkers van joodse afkomst: Simon Schama, George Steiner en György Konrád. Het zijn mensen die zelf en via hun familie voor altijd verbonden zijn met herinneringen aan de woelingen van de afgelopen eeuw en vooral van de Tweede Wereldoorlog. Dat levert weerbarstige, ontroerende en diepgravende gesprekken op met mensen voor wie de woorden schoonheid en troost waardevol, maar allerminst vanzelfsprekend zijn. Om Konrád te citeren:Schoonheid en troost vormen een suikerzoete combinatie. Laten we er alsjeblieft de nodige bitterheid aan toevoegen om de maaltijd geslaagd te maken.

 

De Engelse historicus Simon Schama heeft over historische onderwerpen diverse boeken geschreven. Ook over de Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw. Hij heeft documentaires gemaakt voor de BBC over Rembrandt, van Gogh en andere beeldende kunstenaars. Een uitspraak die als een rode draad door het gesprek loopt: Ik vind vooral die schoonheid aangrijpend die een afspiegeling is van onze eigen situatie, in al zijn verval en vuiligheid.

 

De Europese schrijver en filosoof George Steiner is bovenal een denker. Zijn grote belezenheid maakt begrijpelijk waarom hij zichzelf benoemt als: slechts een lezer met anderen. Hij is van jongs af gefascineerd door de onaantastbare, rotsvaste kern van het uitzonderlijke, het specifieke, het unieke. Hieruit komt zijn wantrouwen voort tegen allesomvattende theorieën en modellen. Toch blijft hij zoeken naar de samenhang der dingen.

 

De Hongaarse schrijver György Konrád wordt door Kayzer treffend geïntroduceerd: Konrád heeft een eeuw meegemaakt, de vorige. Hij heeft er alle details van moeten leren. Of hij wilde of niet. Dat is wat je vooral merkt als je hem ontmoet. Je zit niet tegenover een Hongaar, een dissident, een schrijver, nee, je zit tegenover een eeuw. En Kayzer wilde te weten komen of hij aan die eeuw enige troost wist te ontlenen.

 

We kijken naar drie indringende gesprekken en zullen graven naar de onderstroom die ons leven kleurt, maar waar we doorgaans niet zo uitvoerig bij stilstaan. Wie gelooft dat schoonheid en troost geen illusies zijn, maar mogelijk kunnen bijdragen aan een zinvol bestaan, is van harte welkom.

 

Bij de serie is destijds ook een boek verschenen dat helaas is uitverkocht, maar mogelijk nog wel antiquarisch is te verkrijgen: Wim Kayzer, Het boek van de schoonheid en de troost, Olympus, 2000, 333 blz., ISBN 978 90 467 0273 4.

 

Dagen: Drie zaterdagen (11.00–16.30 uur)

Data8 okt – 22 okt – 5 nov
Kosten60 euro
BegeleidingWil van der Heijden en Lia Vergouwen

Voorwaar ik zeg: Zolang je je werken verricht om het hemelrijk of omwille van God of je eeuwige zaligheid, dus om iets buiten je, zolang is het werkelijk nog niet goed met je gesteld. Men mag dan wel van je nemen, maar het beste is het toch niet. Want werkelijk, wanneer je meent in diepe verzonkenheid, vrome stemming, zoete vervoering en uitzonderlijke begenadiging meer van God te bekomen dan bij het haardvuur of in de stal, dan doe je niets anders dan God nemen, een mantel om zijn hoofd wikkelen en hem onder een bank schuiven. Want wie God op een bepaalde ‘wijze’ zoekt, die grijpt wel de wijze maar mist God die in de wijze verborgen is. Maar wie God zonder ‘wijze’ zoekt, die grijpt hem vast zoals hij in zichzelf is. Zo’n mens leeft met de Zoon en hij is het leven zelf. (Meister Eckhart)

 

Levenskunst is een hedendaagse thematiek. Wat daar dan ter sprake komt, is de vraag hoe, met het oog op geluk en burgerzin, je leven zelf vorm te geven. Met een grote nadruk op zelf: je moet zelf beslissen, zelf kiezen, zelf de zaak in handen houden. Sommige mensen krijgen het er heel benauwd van, van al dat ‘zelf’. Merkwaardigerwijs heeft de middeleeuwer Meister Eckhart (1260-1328) daaraan een en ander toe te voegen, waar de zaak zeker niet slechter van wordt. Hij handhaaft de moderne zin voor eigen vormgeving, maar weet ook van de basis en de ruimte om daartoe in staat te zijn.

 

Eventueel reeds te lezen literatuur: Jaap Goedegebuure & Oek de Jong (red.), Eckhart nu. Tien visies op Meister Eckhart, Uitgeverij Augustus, Amsterdam/Antwerpen 2010, 253 blz., ISBN 978 90 457 0448 7 (met daarin o.a. Frans Maas, Zo’n mens is het leven zelf. Over de levenskunst van Meister Eckhart. Blz. 170-193)

 

Dagen: Drie zaterdagen (11.00–16.30 uur)

Data: 12 nov – 26 nov – 10 dec
Kosten: 60 euro
Begeleiding: Frans Maas

Le gamin au vélo (Het jochie op zijn fiets) is de nieuwste film van de gebroeders Dardenne. Net zoals in hun andere films zien we een sociaalmenselijk drama dat zich afspeelt in het Franstalige verstedelijkt gebied van België. De gebroeders Dardenne ontvingen voor hun werk al vele prijzen. Voor deze laatste film (mei 2011) ontvingen ze in Cannes de ‘Grand Prix’ (de tweede prijs).

 

De film vertelt over de bijna twaalfjarige Cyril die door zijn vader tijdelijk in een kindertehuis is geplaatst. Tevergeefs wacht Cyril op de beloofde terugkeer van zijn vader. Cyril probeert hem te bereiken, maar hij blijkt niet meer op hun oude adres te wonen en is ook telefonisch niet meer bereikbaar. Radeloos maar ook strijdlustig bijt Cyril zich vast in de zoektocht naar zijn vader. Hij komt in contact met Samantha, een kapster in het dorp waar hij woonde. Zij bezorgt hem zijn fiets terug die zijn vader eerder te koop had aangeboden. Cyril vraagt haar of hij de weekends bij haar door mag brengen en Samantha stemt, na enig nadenken, met dit ‘pleegouderschap’ in. Samen zetten ze de zoektocht naar zijn vader voort. Er ontstaat tussen Samantha en Cyril een bijzondere maar niet altijd eenvoudige (opvoedings)relatie.

 

De gebroeders Dardenne blijven met deze film stilistisch gezien zichzelf trouw. Net zoals in hun andere films filmen ze hun personages vaak met een handcamera. Dit zorgt voor een naturalistische en documentaireachtige stijl. Er zijn ook verschillen met hun vorige films. Le gamin au vélo werd in de zomer gedraaid en doet daardoor ‘lichter’ aan. Daarnaast wordt er meer gebruik gemaakt van muziek die op pakkende wijze in de film is geïntegreerd.

 

De niet altijd eenduidige scheiding tussen goed en kwaad speelt in deze film een belangrijke rol. Enerzijds is de film eenvoudig van opzet maar tegelijkertijd (of juist daardoor) weet hij diep te raken. We worden op indrukwekkende wijze geconfronteerd met een aantal zeer essentiële vragen: Hoe ver ga je voor je kind? Hoe ver ga je voor je ouders? Wat doe je in de opvoeding met de boze buitenwereld? (En weten we wel wat die boze buitenwereld is?) Hoe zit het eigenlijk met ‘vaderschap’ en ‘moederschap’? Waar begint en eindigt onvoorwaardelijkheid?

 

In het gesprek dat we na het bekijken van de film zullen hebben, komen deze (en andere) vragen ruimschoots aan de orde. Iedereen is welkom om deze dag mee te maken, maar we willen het thema ‘opvoeding’ tijdens deze bijeenkomst duidelijk naar voren halen. Ouders en andere opvoeders van kinderen worden dus in het bijzonder uitgenodigd zich voor deze boeiende filmdag in te schrijven.

 

Dag: Vrijdag (10.00−15.00 uur)

Datum: 25 november
Kosten: 20 euro
Begeleiding: Dinette Kooiman en Mineke Kroes