Dagen: Vijf maandagen (14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Wil Simis-Goddijn en Riet Spierings

 

Er zijn doeners en denkers, Martha’s en Maria’s. Mensen die zich zo inzetten voor alles en iedereen dat ze zichzelf soms voorbijlopen en mensen die het liefst de stilte zoeken, ruimte voor inkeer en nadenken; mensen die vooral handelend in het leven staan en men-sen die een meer beschouwend bestaan leiden. Actie en contemplatie lijken tegenpolen. Ook binnen het leven van één mens worden ze als een spanningsveld ervaren. Op een gegeven moment kunnen ze zelfs als een heftig probleem worden beleefd. Aan de ene kant het verlangen naar inkeer en contemplatie en aan de andere kant – tegelijkertijd – de druk dat er steeds mensen zijn die zorg en aandacht vragen en dat er gewerkt dient te worden aan een rechtvaardige wereld.

 

In deze cyclus gaan we op zoek naar balans in dit spanningsveld. Als bemiddeling gebrui-ken we teksten van mensen die in de drukte van alledag zoeken naar momenten van in-keer. We lezen bijvoorbeeld hoe Etty Hillesum ontdekt dat mediteren voor haar een noodzaak is om vanuit hoofd én hart te leven. Simone Weil beschrijft hoe het dagelijks uitspreken van het Onze Vader in het Grieks een ervaring wordt van schoonheid die haar voor even boven zichzelf uittilt en waarin zij een moment van contemplatie ervaart. We zien hoe de trappist Thomas Merton een weg van contemplatie zoekt en ontdekt dat die weg een monnik niet zomaar tegemoetkomt. Van Teresa van Avila, de grote Spaanse mystica en stichteres van verschillende kloosters, leren we hoe contemplatief leven sa-mengaat met betrokken en solidair zijn met alles wat je in het dagelijks leven tegenkomt. Zij houdt haar zusters voor: Als jullie bijvoorbeeld in de keuken werken, weet dan dat God zich bevindt tussen de potten en de pannen.

 

In de christelijke traditie zijn Maria en Martha vaak gezien als prototypes van handelen en contemplatief leven. In deze zin is het Bijbelverhaal van Lucas, 10, 38-42 talloze keren uit-gelegd en becommentarieerd. In deze cyclus gaan wij echter in gesprek met enkele au-teurs die soms tot verrassende bevindingen komen over hoe het Maria en het Mart-ha zijn kunnen samengaan. Zo betoogt Dorothee Sölle dat mystiek en verzet bij elkaar horen. Mystiek is verzet, schrijft zij en wijdt er een heel boek aan.

 

Door te lezen, door te luisteren en door met elkaar in gesprek te gaan proberen we een spoor te vinden waar doen én denken, actie én bezinning, hoofd én hart bij elkaar komen en als twee oevers van één rivier met elkaar verbonden zijn door het stromende water. Is dit een weg naar een bezield bestaan?

Dagen: Drie dinsdagen (11.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Marjeet Verbeek en Wilbert Sentenie

 

Alleen onder deze voorwaarde, dat hij aan alle kanten en tot in zijn diepste innerlijk altijd voor de smart open staat, kan hij openstaan voor de fijnste en hoogste vormen van geluk.

(Friedrich Nietzsche)

 

Doodgaan doe je maar één keer… daarom grijpen sterven en alles wat er rond gebeurt, diep in het leven van de mens in. De dood van de geliefde ander treft ons tot in onze diepste vezels. Het contact met de dood overweldigt ons. De onafwendbaarheid en vooral de onomkeerbaarheid ervan, maken ons haast radeloos. Plots zal het nooit meer zijn zoals vroeger. De dood kan onverwacht komen of min of meer verwacht, maar altijd is ze een spelbreker die ons leven overhoop gooit.

Diep verdriet overvalt ons als een geliefde sterft. Het afscheid van alles wat ons dierbaar is, valt erg zwaar. Als je iemand verliest van wie je houdt, is het net alsof de hele wereld opeens veranderd is. Niet alleen je geliefde is er niet meer, maar alles en iedereen lijkt anders te zijn. De wegaanduidingen kloppen niet meer, de veilige plaatsen lijken verdwe-nen. Verdergaan durf je niet, want waarheen moet je gaan. Stilstaan kun je niet, want dat doet teveel pijn.

 

De steen, die al maanden op mijn borst lag

die de toegang naar mijn hart,
naar mijn creativiteit,
naar mijn levensvreugde en kracht
naar mijn toekomst
naar mijn nieuwe levensmogelijkheden afsloot,
is weg.

(Anselm Grün)

 

Als je rouwt sta je voor de uitdaging om die ‘nieuwe’, ongewenste maar heel reële wereld te verkennen, om stap voor stap een levenskaart te tekenen, die richting en zin geeft. Hoe kun je als overlevende omgaan met de rouw en de pijn? Hoe kun je je aanpassen aan de realiteit van het verlies? Hoe kom je door de ervaring van de pijn en het verdriet heen zonder eraan onderdoor te gaan? Hoe kan je gestalte geven aan een nieuw leven waarin de overledene niet meer aanwezig is? En tenslotte: hoe kun je de overledene emotioneel een nieuwe plaats geven en zelf verdergaan met leven?

 

Allemaal vragen die we gaan verkennen aan de hand van drie films.

 

La stanza del figlio (Nanni Moretti, Italië, 2000). Psychiater Giovanni, zijn vrouw Paola en hun beider kinderen Irene en Andrea vormen ogenschijnlijk een harmonisch en gelukkig gezin. Totdat hun zoon Andrea om het leven komt bij het uitoefenen van zijn duikhobby. Dan begint bij de drie nabestaanden een rouwproces dat geen einde lijkt te nemen. Ze vinden nauwelijks steun bij elkaar, de kerk biedt weinig soelaas, de levenslust vloeit weg. Totdat een eendagsvriendinnetje van Andrea opduikt.

 

Sous le sable (Francois Ozon, Frankrijk, 2000). Marie, professor Engelse literatuur aan een Parijse universiteit, is al 25 jaar gelukkig getrouwd met Jean. Tijdens een van hun zomer-vakanties aan de kust in Zuidwest-Frankrijk, laat Jean Marie zonnebadend achter op het strand om te gaan zwemmen. Als Marie wakker wordt, kan ze Jean niet vinden. Heeft hij haar in de steek gelaten? Heeft hij zelfmoord gepleegd? Is hij verdronken? Ze weet het niet, want zijn lichaam is immers niet gevonden. Marie gaat zich gedragen alsof Jean nog leeft.

 

In America (Jim Sheridan, USA, 2002). Een jong Iers gezin vestigt zich anno 1982 illegaal in de ruige buurt Hell’s Kitchen van Manhattan. Na een hoopvol begin volgt een moeilijke start. Het is met name de elfjarige dochter Christy die het gezin bij elkaar houdt. Zij be-grijpt als geen ander hoe haar ouders lijden onder het recente verlies van hun zoontje. Met haar kleine camcorder maakt ze een film in de film. Terwijl ze filmt denkt ze in voi-ce over na over haar overleden broertje en legt ze hem, over de grens van de dood heen, drie wensen voor.

Dagen: Drie zaterdagen (11.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Frans Maas

 

Waar houdt Gij U verborgen,

Beminde, en Ge laat me in zuchten achter?
Gelijk een hert ontvlucht Ge,
Nadat Ge mij gewond hebt;
Ik liep en riep U na en Gij waart spoorloos.

 

Och herders, als gij tóch ginds
Van d’een naar d’andre schaapskooi heuvelop gaat
En ge bij toeval zien mocht
Dien ‘k boven alles liefheb,
Zegt Hem dan, dat ik pijn lijd, kwijn en wegsterf.

 

Al zoekend naar mijn liefde
Ga ik de bergen op en langs de oevers;
Ik wil geen bloemen plukken,
Geen wilde dieren duchten;
Geen sterke burcht of grens kan mij weerhouden.

 

O bossen en struwelen,
Geplant hier door de hand van de Beminde,
O welig groene weide,
Bezaaid met bonte bloemen,
Zegt mij, is Hij door u voorbij gekomen?

 

Ruim vier eeuwen geleden schreef Johannes van het Kruis een extatisch gedicht over de liefde. Later becommentarieerde hij het als bijdrage aan geestelijk leven. Al lezende pro-beren wij het ritme van de liefde in beeld te krijgen als achtergrond van en spiegel voor het eigen leven en de actuele cultuur.

Dagen: Vijf maandagen (14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Janneke Krijger en Cees Savelkouls

 

Soms droom ik van situaties die nooit waar kunnen worden. Zo verbeeld ik me bijvoorbeeld stoutmoedig dat ik de kans krijg om met Prediker te praten, de schrijver van die ontroeren-de klacht over de vruchteloosheid van alle menselijk pogen. Ik zou diep voor hem buigen, want hij is tenslotte een van de grootste dichters, voor mij tenminste. En dan zou ik zijn hand grijpen. ‘Er is niets nieuws onder de zon,’ dat schreef jij Prediker. Maar je bent zelf onder de zon geboren. En het gedicht dat jij schiep, is ook nieuw. Want niemand vóór jou schreef het op. En al je lezers zijn ook nieuw onder de zon, want wie vóór jou leefde kon het gedicht niet lezen. (…) En Prediker ik wil ook nog vragen aan wat voor nieuwe dingen onder de zon je nu wilt gaan werken. Een nadere toevoeging aan de gedachten die je al neerschreef? Of zou je sommige ervan nu willen weerspreken? In je eerdere werk noemde je vreugde – het geeft toch niet dat ze vergankelijk is? Misschien gaat je nieuwe onder de zon gedicht dus wel over vreugde. Heb je aantekeningen, een paar ontwerpen? Ik betwijfel dat je zult zeggen: ‘Ik heb alles al opgeschreven, ik heb niets toe te voegen.’ Geen enkele dichter ter wereld kan dat zeggen en wel het minst van al een groot dichter als jij.

 

Aldus Wisława Szymborska in 1996 in haar toespraak bij de uitreiking van de Nobelprijs voor literatuur. Zelf schrijft ze zoals Prediker over alles onder de zon. Een spiritualiteit van het dagelijkse leven. Bekeken metgeestdrift en vertwijfeling en met de humor die beide relativeert, en altijd, meent ze ook zelf met ‘verwondering’, verbazing zelfs. Verontschul-digend ‘onder één kleine ster’, maar niettemin een ster en in aandacht en inzicht nooit klein. Rond haar gedichten houden we in het voorjaar een vijftal bijeenkomsten op maan-dagmiddag.

 

We willen haar vooral zelf aan het woord laten in een thematische keuze uit haar gedich-ten. De thema‘s en de keuze van de gedichten zijn om te beginnen van haar zelf. Maar Szymborska zal – nu 84 jaar oud en met zo pas een nieuwe bundel Dubbele punt, ook in het Nederlands – nog altijd de eerste zijn om ons uit te nodigen zelf ook met een keuze te komen. En dat hebben we dus gedaan.

Dagen: Vijf woensdagen (10.00 – 12.30 uur)
Begeleiding: Tony Lindijer en Riet Spierings

 

Een vriendschap voor het leven. Zoiets kan ontstaan door het beleven van ingrijpende gebeurtenissen of bijzondere ontmoetingen. Mensen die het meemaken weiden er meestal niet over uit. Er is een besef van verbondenheid, ook al leven deze vrienden soms op grote afstand van elkaar en ontmoeten ze elkaar zelden. Met iemand iets meege-maakt hebben wat diep raakt kan een speciale band scheppen die aan anderen moeilijk is uit te leggen.

 

Hechte vriendschappen kunnen ook voorkomen op grond van zielsverwantschap. Men-sen voelen zich begrepen en vertrouwd bij elkaar. Zij herkennen elkaar in een soort ge-lijkgestemdheid van gedeelde verlangens, drijfveren en idealen. Zij ervaren dat ze elkaar iets te bieden te hebben, wat beiden goed doet. Zo een vriendschap kan veel betekenen, omdat ze berust op een vorm van natuurlijke affiniteit, maar vooral omdat ze wordt ge-dragen door geloof en vertrouwen in de ander en in de persoonlijke weg die zij of hij gaat.

 

Met iemand kunnen delen wat je pijnlijk bezighoudt, verlangt en hoopt is iets wat niet iedereen zomaar overkomt. Een vriendschap met een geest of zielsverwant(e) is daarom waard om ‘gekoesterd’ te worden.

 

De mystieke traditie kent beschrijvingen van unieke vriendschapsbanden tussen twee personen: mystieke duetten. Het zijn fragmenten uit levensverhalen waarin onverwacht de affectieve, menselijke trekken naar voren komen van vrouwen en mannen, die alle kaarten gezet hebben op een leven met God. Niet te min laten ook zij zien hoe ze inspira-tie, kracht en voldoening putten uit menselijke vriendschap. Een relatie die hen stimuleert op de weg van geestelijke groei.

 

Augustinus is hiervan een klassiek voorbeeld. Vriendschap is voor hem een soort levens-noodzaak. In zijn boek Augustinus verhaalt T.J. van Bavel er uitgebreid over. Twee dingen, schrijft Augustinus in zijn ‘Belijdenissen’, zijn noodzakelijk in deze wereld: het leven en de vriendschap. (…) Kernstuk van de vriendschap is de liefde en wel een wederkerige, steunend op een gezamenlijke inzet: gemeenschappelijke belangstelling, gemeenschappelijke liefheb-berij, gemeenschappelijk belang, gemeenschappelijke ideeën of idealen. (…) Wat was het anders dat mij vreugde gaf dan te beminnen en bemind te worden?

 

In de geschiedenis zijn verschillende voorbeelden te vinden van geestverwanten die in voortdurend gesprek met elkaar hun leven vorm hebben gegeven. Hoe het wel en wee van de ander hen beroert, vreugde geeft en pijn doet en hoe diepe genegenheid soms met grote eenzaamheid gepaard gaat.

 

Otger Steggink schrijft in Aan de bron. Teresa van Avila, vrouw en mystica, over de bijzon-dere vriendschapsbeleving van Teresa met pater Jerónimo Gracián. Steggink noemt het een pijnlijke bekentenis van Teresa als zij een maand voor haar dood aan haar grote vriend Gracián schrijft: Het is niet genoeg mij herhaaldelijk te schrijven om mijn verdriet weg te nemen, ofschoon mij het zeer goed heeft gedaan te vernemen dat u het goed maakt. (…) Ik weet niet wáárom, maar ik heb uw afwezigheid in deze omstandigheden zo scherp ge-voeld, dat ik geen lust meer had u te schrijven. Daarom heb ik dit tot nu toe, nu de noodzaak mij dwingt, uitgesteld.

 

In deze cyclus laten we ons inspireren door de bundel Mystiek Duet. Tweestemmigheid binnen christelijke spiritualiteit, onder redactie van Bert Blans (ISBN 90 5625 236 4, Uitge-verij Valkhofpers, 2006), waarin dergelijke vriendschappen beschreven staan. Het gaat bijvoorbeeld om Augustinus en zijn relatie tot zijn moeder Monnica en tot zijn vrienden; de verbondenheid van Franciscus en Clara; de vriendschap van Teresa van Avila met Jo-hannes van het Kruis en vooral die met Jerónimo Gracián. Daarnaast willen we ook ande-re spirituele vriendschappen met hun eigen kleur en betekenis op het spoor komen door middel van korte teksten, die door deze mensen zelf zijn geschreven. We hopen dat we het belang van geestelijke vriendschap en de betekenis ervan voor onszelf meer leren ontdekken en waarderen.

Dagen: Acht donderdagen (14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Lia Vergouwen en Vic Bos

 

Etty Hillesum (1914 – 1943) was een jonge, joodse vrouw, die volop bezig was zichzelf te ontdekken toen de tweede wereldoorlog uitbrak. In een dagboek liet zij openhartig zien hoe intens ze zocht naar de zin van het leven en hoe ze worstelde om alles, het mooie én het absurde, een plaats te geven in haar bestaan.

 

26 Augustus (1941), Dinsdagmiddag

Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.

 

23 Juli (1942), Donderdagavond, 9 uur

Toen ik gisterenavond dat grote eind door de regen gelopen had met die blaar onder aan m’n voet, ben ik toch op het eind nog een straatje omgelopen om een bloemenkar te zoeken en ik kwam met een grote bos rozen thuis. En daar staan ze. Ze zijn net zo werkelijk als al de ellende, die ik op een dag meemaak. Er is voor veel dingen plaats in één leven. En ik heb zo-veel plaats, mijn God.

 

Uit de brieven die Etty Hillesum vanuit het doorgangskamp Westerbork schreef, blijkt hoe zij in die barre werkelijkheid met beide benen op de grond was komen te staan.

 

Westerbork, 24 Augustus, 1943

Als ik denk aan die gezichten van het groengeüniformeerde, gewapende begeleidingspelo-ton, mijn God, die gezichten! Ik heb ze stuk voor stuk bekeken, verdekt opgesteld achter een venster, ik ben nog nooit van iets zo geschrokken als van deze gezichten. Ik ben in de knoei geraakt met het woord, dat het leidmotief van mijn leven is: En God schiep de mens naar Zijn Evenbeeld. Dat woord beleefde een moeilijke ochtend met mij.

 

Op acht donderdagmiddagen wisselen we uit wat ons in het dagboek en de brieven van Etty Hillesum het meest heeft geraakt. In gesprek met elkaar hopen we door te dringen tot wat haar bezielde en tot de kracht die ons doet leven.

 

Bij de tekstlezing gebruiken we: Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941 – 1943. Uitgeverij Balans, Amsterdam 1986.

Dagen: Drie vrijdagen (10.30 – 16.30 uur)
Begeleiding: Dinette Kooiman en Minke Kroes

 

Welke vrouw voelt zich een ‘koningin’? En wie zou zich als ‘wilde vrouw’ willen typeren? Veel vrouwen voelen zich aangetrokken tot deze beelden, maar het blijkt nog niet zo eenvoudig deze facetten van vrouw zijn in jezelf toe te laten.

 

Archetypische beelden betreffen onze psychische ervaringen die ons sinds de vroegste tijden bewegen. In deze beelden komen krachten en ervaringen naar boven die ieder in zich heeft en ook kan ervaren.

 

Anselm Grün heeft samen met zijn jongere zus Linda Jarosch veertien vrouwelijke arche-typen beschreven en deze verbonden met vrouwenfiguren uit de Bijbel. Deze beelden zijn bedoeld om vrouwen te helpen hun eigen wezen te ontdekken en vanuit de innerlijke rijkdom van hun vrouw zijn te leven. Ook kunnen deze beelden vrouwen sporen aanreiken om wonden te helen die valse vrouwbeelden hen hebben toegebracht en hen helpen hun eigen heelheid te vinden. Daarbij staan de ‘wilde vrouw’ (Tamar) en de ‘koningin’ (Es-ter) centraal. Volgens de schrijvers zijn deze twee typen wezenlijk voor het vrouw zijn. Als een vrouw deze typen in zichzelf toelaat, zal ze ook de andere typen, zoals bijvoorbeeld de ‘moeder’(Eva), de ‘priesteres’ (Lydia), de ‘hartstochtelijk liefhebbende vrouw’ (Maria Magdalena) en de ‘lachende vrouw’ (Sara) een zinvolle plaats in haar leven kunnen geven.

 

Bij nadere lezing blijken al deze vrouwen in de Bijbel boeiende persoonlijkheden, die ons een levendige indruk geven van wat er met de genoemde archetypen wordt bedoeld.

 

De auteurs hebben het boek geschreven met het doel vrouwen te stimuleren in gesprek met andere vrouwen én met mannen te ontdekken wat hun diepste identiteit is, zodat ze deze ook meer kunnen beleven en zich er over verheugen. Ditzelfde doel beogen wij in deze cyclus.

 

In drie vrijdagen laten we de verschillende archetypen aan bod komen en gaan hierover met elkaar in gesprek. Ook mannen zijn van harte uitgenodigd! Om aan de cyclus te kun-nen deelnemen dient u het boek van Anselm Grün en Linda Jarosch (Je ware vrouwelijkheid ontdekken.Ten Have/Lannoo, 2006. ISBN: 90 599 5993 0) ter beschikking te hebben.