Dagen: vier woensdagen (14.30 – 16.30 uur)
Begeleiding: Elly van der Ven en Alfons Kroese
Aan de hand van het bijbelboek Jona, het verhaal over een tegendraadse profeet, gaan we vier middagen in gesprek over levensvragen. Dit verhaal is uit het leven gegrepen, speels, verrassend en ironisch. Jona maakt een aantal levensvragen voor ons heel herkenbaar:
– Wat is mijn levensopdracht?
– Hoe ga ik om met de eisen die aan mij worden gesteld?
– Kan ik staande blijven in moeilijke omstandigheden en hoe red ik dat?
– Hoe reageer ik op mislukkingen?
Hierover met elkaar in gesprek gaan, kan confronterend zijn, maar ook bevrijdend. Door de ogen van Jona krijgen we bovendien een heel boeiend beeld van God te zien. God is zo geheel anders dan de mens zich in zijn beperktheid voorstelt.
Het samen lezen en luisteren naar het verhaal van Jona, één van de boeken van het Eerste/Oude Testament, wil een wegwijzer zijn. Door bezinning en gesprek verdiepen we ons in onze eigen ervaring met als rode draad Jona: de profeet die zijn eigen gang ging.
Wij zijn daarbij benieuwd naar welk licht dit verhaal op ons leven kan werpen.
Vanzelfsprekend gaat het niet om redeneren of discussiëren, maar om het luisteren naar de tekst, het luisteren naar onszelf en naar elkaar. Het is een poging om het verhaal van Jona bij ieder tot leven te laten komen.
In de eerste fase stellen wij de vraag: Wat staat er in de tekst? Wij willen de tekst laten spreken.
In de tweede fase vragen wij: Wat roept de tekst bij mij persoonlijk op? Wat beleef ik eraan?
Wij wagen dan de sprong onszelf te laten spreken en onze ervaringen en belevenissen met elkaar te delen. Misschien kan zo’n samenzijn een verrijking voor ons leven betekenen, een wegwijzer zijn voor onderweg.
Dagen: drie dinsdagen (11.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Marjeet Verbeek en Jan-Kees Kense
Charismatische mensen zijn van alle tijden en alle plaatsen. Vaak onopvallende mensen in je alledaagse leven, die begeesterd hun werk doen. Hun namen reiken echter niet ver. Het zijn vooral de charismatici die verder weg op de openbare, publieke tribune optreden, die we als zodanig betitelen. Grote namen uit onze tijd zijn Mahatma Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela. Maar ook Adolf Hitler moet een charismaticus geweest zijn, gezien de vele miljoenen mensen die hem volgden. Sommige mensen maken zo’n indruk, zelfs na hun dood, dat ze de tand des tijds doorstaan. Bijvoorbeeld Boeddha of Jezus. Tot op de dag van vandaag streven miljoenen mensen ernaar hun pad na te volgen. Zij brengen dan ook een andere boodschap dan Hitler of andere volksmenners. Een ‘blijde boodschap’ om in vrijheid én vanuit mededogen je eigen unieke weg te bewandelen in plaats van collectief en in afhankelijkheid van een autoritaire leider ‘anderen’ te haten en te bevechten.
Wat charismatische mensen gemeen hebben is dat ze inspireren, mensen in be-weg-ing brengen. Hun charisma en wat ons daarin aanspreekt gaat ook altijd gepaard met strijd. Charismatici staan op wanneer er onvrede is met de status quo, wanneer er een omkeer moet komen. Charismatici zijn dan ook vaak moedige mensen, die wanneer ze hun rol opnemen vaak maar al te goed weten welke ontgoocheling hun te wachten kan staan, gevangenschap, marteling en zelfs de dood.
Niet iedere charismaticus heeft echter dezelfde boodschap. Het is dus van groot belang de ‘geesten te scheiden’. Het woord charisma heeft dan ook alles met geest te maken. Het is afkomstig uit het Grieks en betekent geestesgave. We treffen het woord ook aan in het Nieuwe Testament, in de betekenis dat ieder mens, zonder uitzondering, met de gave van de Geest is geschapen ( I Kor. 12, 1-12). In de vroegchristelijke gemeenten was dan ook sprake van een gemeenschappelijk charisma van mannen en vrouwen, slaven en vrijen, joden en Grieken (Gal. 3, 26-28). Later is men dat gemeenschappelijk charisma vooral gaan zien in het kerkelijk ambt. Binnen het vroegchristelijk besef echter heeft dus ieder mens, mits hij of zij leeft in de geest van Christus, de potentie om charismatisch te zijn.
We zijn vaak geneigd om de gave van de geest eerder buiten ons zelf dan in ons zelf te zoeken. Waarom doen we dat? Omdat we op onze levensweg vol dwaalsporen, zoeklichten nodig hebben die ons weer op het rechte pad helpen van ons eigen charisma? Of omdat we in afhankelijkheid gemakshalve het pad van andermans charisma willen lopen? Dit zijn ondermeer de vragen die we tijdens deze cyclus gaan verkennen aan de hand van films die het thema charisma expliciet aan de orde stellen. Welke films we echter gaan bekijken, wordt door ons samen bepaald tijdens de eerste bijeenkomst.
Dagen: vier woensdagen (19.00 – 21.15 uur)
Begeleiding: Hanno Dompeling en Alfons Kroese
Zijn wij mensen niet meer dan ooit zoekend? Zijn wij soms niet de weg kwijt?
Zijn wij een ‘verweesde generatie’? We leven in een samenleving waar geloof en ongeloof elkaar opvolgen als dag en nacht. We zoeken – ieder op eigen wijze – naar waarden, oud en nieuw, in een leefwereld die sterk aan verandering onderhevig is. Hebben we nog wel woorden om uit te drukken wat ons ten diepste roert? Hebben we nog vormen om de weg aan te geven die we hebben te gaan? Zijn botsingen, onbegrip over en weer, met generatiegenoten en tussen generaties op dit moment niet ons lot? De Duitse krimi-reeks, Derrick, wordt reeds 24 jaar lang uitgezonden en weet telkens miljoenen kijkers te boeien. Journalisten en wetenschappers proberen een antwoord te vinden op de vraag waarom die eenvoudig opgebouwde en weinig spectaculaire reeks zo’n groot succes heeft. Het blijkt dat de positieve ondertoon van ethische waarden en de correcte houding van de vaderfiguur in deze ZDF-reeks een schot in de roos is. De ‘vaderlijke’ Oberinspektor beantwoordt aan het verborgen verlangen van de toeschouwer naar een leidinggevende figuur, naar een wegwijzer, een goede gids.Zijn ook wij niet uiteindelijk op zoek naar wegwijzers, steunpilaren (‘vaders’) die meer dan voorheen met ons op pad gaan? Of is er een andere weg om onszelf te vinden?We lezen in oude en nieuwe teksten, we bekijken oude en nieuwe beelden en gaan daarover met elkaar in gesprek om een antwoord te vinden op de vele vragen die in ons leven. Wie zich hierin herkent nodigen we graag uit!
Dagen: zes donderdagen (14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Lia Vergouwen en Vic Bos
Wanneer de Zweedse econoom en diplomaat Dag Hammarskjöld (1905 – 1961) in 1953 de Noor Trygve Lie opvolgt als secretaris-generaal van de Verenigde Naties, wordt hij door zijn voorganger verwelkomd met de woorden: ‘Je volgt mij op in de meest onmogelijke baan die er op de wereld bestaat.’
Ruim acht jaar lang zet Dag Hammarskjöld zich in om de wereldorganisatie van de Verenigde Naties uit te bouwen tot een Centrum waarin geweldloze omgang van volkeren met elkaar voorop staat. Tijdens de Congo-crisis komt hij om bij een mysterieus vliegtuigongeluk in Rhodesië. In zijn woning te New York treft men een manuscript aan, getiteld Merkstenen. Er is een brief bijgevoegd aan zijn vriend Leif Belfrage. Deze brief eindigt als volgt: ‘Als je vindt dat ze (deze aantekeningen) het waard zijn om gedrukt te worden, heb je het recht dat te doen, als een soort ‘witboek’ over mijn dialoog met mezelf – en God.’
In dit vanaf 1925 bijgehouden dagboek wordt stap voor stap de levensweg getekend van een mens die verlangt naar een doel in zijn eigen bestaan, een mens die zoekt naar zin.
Pinksteren 1961
‘Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet, dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is…’
Op een zestal middagen willen we door gezamenlijke bespreking van Merkstenen de ervaring en het zoeken van Dag Hammarskjöld beter verstaan en tegelijk onze eigen ervaring en ons eigen zoeken op het spoor komen. Misschien wordt zo de stille wens van Hammarskjöld vervuld: ‘Het kan toch voor de een of ander zin hebben om de weg van een leven te zien, waarover de levende zelf niet wilde spreken.’ Bij de tekstlezing gebruiken we: Dag Hammarskjöld, Merkstenen, Uitgeverij Kok, Kampen 1998.
Dagen: Drie zaterdagen (10.30 – 16.30 uur)
Begeleiding: Dinette Kooiman en Mineke Kroes
De veertig dagen voor Pasen zijn een tijd van zuivering, van vasten, van herbronning. Het is een tijd om een hernieuwd besef te ontvangen van wat wezenlijk van waarde is. We volgen in deze dagen het spoor van de ‘zegen’, de kracht van een rijk, gezegend leven dat vrucht draagt voor het leven van anderen. We volgen dat spoor tot op de bijbelse bronnen, tot op het woord van de Schepper die ons tot leven roept en ons bestaan met zegen bekrachtigt.
Ik hoef niet te wachten op een heldere nacht,
noch mijn hoofd in de nek te leggen
om de hemel te aanschouwen.
Hij is achter de rug, bij de hand en op de oogleden.
De hemel omwindt mij strak
en tilt mij van onderen op.
(Wislawa Szymborska in Hemel)
Je echt helemaal voelen leven. Van top tot teen, van op de huid tot diep van binnen. Innig verbonden met jezelf, met de ander en met God.
Tijdens deze periode van inkeer willen we ons bezighouden met wat het voor ons betekent: leven in verbondenheid, met overgave in het leven staan. Gaandeweg worden we geconfronteerd met ons eigen vermogen en onvermogen om zegen te ontvangen en tot zegen te zijn.
De hemel is alomtegenwoordig
zelfs in het onderhuidse duister.
Ik neem de hemel op, scheid hemel af.
Ik ben een val in een val,
een bewoonde bewoner,
een omhelsde omhelzing,
een vraag in antwoord op een vraag.
(Wislawa Szymborska in Hemel)
In deze cyclus lezen we verhalen, psalmen en gedichten; we zullen werken met een icoon en met speelse en meditatieve oefeningen.
Dagen: drie zaterdagen (10.30 – 16.30 uur)
Begeleiding: Riet Spierings en Frans Maas
In de devotionele en publieke beeldvorming is de persoon van Thérèse de Lisieux bij uitstek ingezet om een nogal dubbelzinnige relatie van het godsdienstig leven tot de aardse werkelijkheid te propageren. Enerzijds is zij in haar karmelitaanse contemplatieve levensstijl het toonbeeld van teruggetrokkenheid uit de wereld, geheel in de lijn van de kerkelijke verwerping van seculiere ontwikkelingen vanaf midden negentiende tot midden twintigste eeuw.
Anderzijds is zij als patrones van de missionarissen juist het boegbeeld van expansieve presentie van de kerk in die wereld. Deze dubbelzinnigheid speelt op een heel andere wijze in haar spirituele groeiproces. De afkeer van dit aardse leven en de hang naar het hiernamaals heeft zij van huis uit meegekregen, maar juist haar groei in liefde tot God richt haar weer op de concrete wereld en op wat daar nodig is voor het goede leven.
In dagboekteksten van haar hand en (film)beelden van anderen over haar proberen wij met elkaar te vinden hoe deze ambivalentie – evangelisch uitgedrukt: ín de wereld maar niet ván de wereld – in onze tijd en in ons eigen leven tot ruimte en kracht kan worden.