Dagen: Vijf dinsdagen ( 10.00 – 12.30 uur)
Begeleiding: Mineke Kroes en Riet Spierings
Al eeuwenlang verbinden de psalmen de wereld van het innerlijk met het wereldtoneel. Het perspectief van de enkeling van vertrouwen en twijfel, opstandigheid en uitgelaten vreugde, wordt voortdurend afgewisseld met trots, beklag en wroeging van een heel volk over triomf, mislukking en onrecht. Mensen vinden geborgenheid in het heiligdom waar zij stil worden; waar zij Gods lof zingen en in een adem zingen over de strijd van diezelfde God voor recht en vrede in de wereld die hij heeft gemaakt.
…Gelukzalig die Gij verkiest, die Gij noodt in uw hoven te wonen;
in ons daalt de weldaad van uw huis, de heiligheid van uw tempel.
Ontzagwekkend, gerechtigheid zelf, komt uw woord tot ons, God die ons redde,
toeverlaat – tot de einden der aarde, tot de verste grenzen der zee.
Gij wiens kracht het gebergte gegrond heeft, die omgeven zijt door uw almacht;
Die het grommen der zeeën bedaart, het donker gegrom van hun golven,
de morrende opstand der volken.
De verste bewoners der aarde vervult het ontzag voor uw tekenen;
waar de morgen zich opent, de avond, wekt gij de bazuintoon… (Psalm 65)
Deze voortdurende wisseling van toonaard en perspectief kan verwarrend zijn. Wij willen wel betrokken zijn op de overweldigende dingen die in de wereld gebeuren, maar hoe? Hebben we vaak niet al de handen vol aan onszelf? Kunnen deze oude teksten dan inspirerend zijn? Is dit nog wel onze taal? Zijn de psalmen zelf niet hard en gewelddadig?
Wie bereid is deze vragen voor een tijd open te laten, kan in de psalmen veel ontdekken. Want psalmen vragen veel, maar geven nog meer. De vrijheid om God te zeggen wat je op je hart hebt, zonder een blad voor de mond te nemen. De mogelijkheid om dankbaar je plaats in te nemen in de loop van de seizoenen, in het ritme van rusten en werken, temidden van alles wat leeft. De plaats waar je de mens kunt zijn die leeft uit God en verbonden leert zijn met het onrecht dat tallozen treft. Wie psalmen leest en psalmen bidt, biedt zijn stem en zijn hart aan voor de vreugde en de pijn van de hele schepping.
We zullen een aantal psalmen aandachtig lezen. We overwegen ze eerst in stilte en daarna met elkaar. We kijken en luisteren ook naar oude bijbelmanuscripten, muziekopnamen, gebedsteksten en gedichten, die ons vertellen hoe mensen door de eeuwen heen de psalmwoorden hebben verstaan en er uitdrukking aan hebben gegeven. Zo gaan we op zoek naar wat de psalmen ook in ons oproepen en in beweging brengen.
Dagen: Vijf maandagen ( 14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Riet Spierings en Elly van de Vin
soms
ontbreekt
ieder spoor
grauw
en grijs
is de dag…
de nacht
is onheilspellend
zwart
geen
enkel schijnsel
slechts
loodzware
duisternis
de lichten
zijn verdreven
de schepping
is weer terug bij af
(De lichten, Pete Pronk)
Er zijn perioden dat alles ons duister, zelfs zinloos voorkomt. We zien geen weg meer voor ons. Hoe houden we stand in donkere tijden? Wie kan een helpende hand reiken? Leeft diep in mensen verborgen niet toch een stille hoop, een aarzelend vertrouwen dat het ooit beter wordt? ’t Werd avond, het werd dag, dicht Ida Gerhardt.
Dichters weten als taalkunstenaars dit verlangen soms op een verrassende – misschien zelfs profetische – wijze onder woorden te brengen of alleen maar op te roepen. Het is alsof zij roepen: En toch… zie ik licht! Zo bieden zij perspectief.
Van Martinus Nijhoff is de uitspraak: Een gedicht bestaat niet alleen uit woorden – het bestaat uit woorden en stilte. Naar beide, de woorden en de stilte, willen we gaan luisteren. Vervolgens kunnen we met elkaar delen wat die poëzie ons zegt (of niet zegt).
In de selectie van gedichten uit de laatste eeuw zijn o.a. vertegenwoordigd: Hans Andreus, Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt, Guillaume van der Graft, Martinus Nijhoff.
Dagen: Zes donderdagen (14.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Gertruud Padberg en Vic Bos
Als je wilt weten wie ik ben, vraag me dan niet waar ik leef of wat ik graag eet of hoe ik mijn haar kam, maar vraag me waarvoor ik leef, in detail, en vraag me wat ik denk dat me ervan weerhoudt om voluit te leven voor datgene waarvoor ik leef.
Lezen in het werk van Thomas Merton (1915 – 1968) is boeiend en verrassend. Wij maken kennis met een monnik die in zijn meditatieve aanwezigheid in de vrije natuur zich bewust wordt van zijn plaats als deel van die natuur. Je moet alleen zijn onder de hemel voordat de dingen hun eigen plaats innemen en je te midden van dit alles je eigen plaats vindt.
Op die eigen plek onder de hemel, in de alomvattende kosmos, buigt Merton zich naar binnen, leeg èn vervuld, eenzaam èn verbonden met wereld en mensheid. Een monnik bij wie contemplatie en betrokkenheid zijn als in- en uitademen. Een monnik die is als een boom die zuurstof neemt èn geeft en zo de lucht kan zuiveren.
In zijn dagboeken ontmoeten we een mens die ons veel facetten van zijn persoon laat zien: een denker, een schrijver, een dichter, een natuurbeschouwer, een zoeker.
Merton uit zich o.a. als een kritisch contemplatief die openstaat voor God en wereld, als een warm voorstander en pionier van de interreligieuze dialoog en als een hartstochtelijk advocaat van gerechtigheid en vrede. Enkele citaten kunnen dit illustreren.
‘De wereld’ heeft geen behoefte aan God, noch om zichzelf te verklaren, noch om met zichzelf in vrede te leven of zijn activiteit te regelen. De strijd van kerkmensen om hun plaats in de wereld te handhaven, door de wereld ervan te overtuigen dat hij hen nodig heeft, is, naar mijn gevoel, een verwarring en een gebrek aan waardigheid, die ’de wereld’ terecht als belachelijk beschouwt. (…) Mij persoonlijk komt het daarom voor dat de grondslag voor de christelijke zending in de wereld er juist in bestaat dat de christen ‘niet van deze wereld’ is. Hij is in de eerste plaats door zijn christelijk geloof bevrijd van de mythen, de afgoderij en de verwarring, eigen aan de wereld. Zijn eerste zending is dus die vrijheid te leven op welke wijze God hem die ook láát leven – of dit nu in de wereld is of erbuiten, dat maakt niet uit.
In het hart van het christelijk geloof ligt de overtuiging dat de dood een vervulling wordt wanneer de dood in een geest van geloof wordt aanvaard en wanneer ons hele leven op zelfgave gericht is zodat het aan het einde vrij en vreugdevol kan worden teruggegeven in de handen van de onze Schepper…
Door met elkaar uit te wisselen wat ons bij het lezen van Thomas Merton het meest raakt – in welke zin dan ook – willen we op het spoor komen wat ons beweegt en wat voor ons zin aan leven kan geven. We gebruiken teksten uit het boek Oplettende toeschouwer, Desclée De Brouwer, Brugge-Utrecht 1969 (op 7 oktober worden ze uitgedeeld).
Dagen: Vijf woensdagen (19.30 – 22.00 uur)
Begeleiding: Til Thijssen – Hermans
Traditie – toekomst – leven in het hier en nu.
Onlosmakelijk hebben traditie en toekomstdromen te maken met je handelen in het hier en nu. De Joods-Russische schilder Marc Chagall (1887 –1985) schildert die drieslag op een indrukwekkende wijze.
Chagall betekent in het Russisch ‘vlug lopen’. Hij is een man die onophoudelijk verdergaat, bewust van hetgeen hij in zich draagt en zichtbaar maakt.
Een kunstcriticus schrijft over hem: Hij is de schilder van symbolen, zijn fresco’s zijn bestemd voor een geestelijk tehuis, niet voor een tempel, kerk of synagoge, maar voor een tehuis, dat bepaalde elementen uit deze godshuizen verenigt, ontdaan van opgeplakte etiketten.
Marc Chagall streefde naar een geestelijke werkelijkheid. Hij zegt zelf:
Ik zal gelukkig zijn als u en mijn andere vrienden bemerken, dat er in mijn bloemen een kleine bekoring schuilt, die hen doet gelijken op de bloemen van God. Ik zal erg blij zijn als u dat ontdekt.
In de cyclus komen de volgende thema’s naar voren:
– Van binnen naar buiten
– Verlangen naar geluk
– Op zoek/doortocht/ uittocht
– Wat is de basis van die uittocht?
– Leven in openheid, de hardheid voorbij
Aan de hand van Chagalls schilderijen van bijbelverhalen en andere verhalen, teksten van mystici, gedichten, muziek en stilte communiceren we over ons eigen geloven, onze wortels in de joods-christelijke traditie, onze toekomstdromen en ons handelen in het leven van alledag.
Dagen: Vijf woensdagen (10.00 – 12.30 uur)
Begeleiding: Tony Lindijer en Riet Spierings
Een mens is een religieus dier, zo pareert Karen Armstrong vaak lastige vragen van mensen die het bestaan van God en godsdienst naar het rijk der fabelen verwijzen. Aangevallen en bedolven onder een stortvloed van schampere opmerkingen begint ze dan geduldig uit te leggen hoe de gave van geloof in God en godsdienst de mensen toch is aangeboren, wat ze ook van religie denken.
Karen Armstrong is bekend geworden door haar succesvolle boek Een geschiedenis van God, dat – zomaar even – vierduizend jaar jodendom, christendom en islam behandelt. Ook De strijd om God, haar boek over de geschiedenis van het fundamentalisme, sloeg aan omdat zij niet schuwde actuele kwesties een naam te geven en aan te pakken. Wat bezielt haar, hoe komt zij tot een zo grondige verdieping in dat immense veld van godsdienst in onze tijd? Haar eerste autobiografische boek, Door de nauwe poort, geeft een indruk van haar leven en haar intrede in het klooster. Na zeven jaar keerde ze dat de rug toe met veel twijfels, hoewel zij zegt in zekere zin altijd een non te zijn gebleven. Een reden om het klooster te verlaten was dat het haar niet lukte daar God te vinden.
Het autobiografische boek De wenteltrap. Mijn weg uit de duisternis (De Bezige Bij, Amsterdam 2003), beschrijft haar weg van een geknakt, mensenschuw wezen, want de aanpassing na het klooster aan ‘de wereld’ verloopt moeizaam en is vaak heel eenzaam en pijnlijk. Buiten het klooster ontdekt zij andere manieren van godsdienstig zijn dan die zij tot dan toe kent.
Ondanks haar grote talenten is het voor Karen Armstrong een lange tocht om een plaats te vinden in de maatschappij. Soms brengt dit haar aan de rand van de wanhoop. Door haar eigen weg te gaan, los van de universitaire wereld, hervindt ze zichzelf.
Na een periode waarin weinig haar meer boeit, bloeit haar liefde voor lezen weer op. Nu leest zij op een wijze die niet gericht is op eer of prestatie, bijvoorbeeld om met interessante ideeën indruk te maken bij collega’s. Daardoor neemt zij een nieuwe gevoeligheid waar. Nu kan zij zich openstellen voor de tekst, zich verliezen in de schoonheid van de woorden en in de wijsheid van de schrijver. Het was een vorm van extasis, een extase die geen exotische bewustzijnsverandering inhield, maar in letterlijke zin buiten jezelf treden.
…Zoals ik me inmiddels bewust ben is het ‘wegschrijven’ van het ego een onmisbare voorwaarde voor de religieuze ervaring. Opnieuw was ik zonder het te beseffen begonnen een van de meest universele religieuze principes in praktijk te brengen, een die centraal staat in alle wereldgodsdiensten.
In haar drukke maar eenzame bestaan, leert ze de stilte te waarderen en wordt eenzaamheid haar leermeester. Aanvankelijk ervoer ik deze stilte als een gebrek, als een symbool van ongewenst isolement. De eenzaamheid van mijn bestaan stond me tegen en ik kwam er tegen in opstand. Maar geleidelijk aan werd de rust iets positiefs, een bijna tastbare aanwezigheid die me behaaglijk en strelend omhulde als een zachte sjaal.
…De stilte waarin ik leef heeft mijn oren en ogen geopend voor het lijden in de wereld. In de stilte begin je de pijnlijke noot te horen die zoveel weergeeft van de woede en aanmatiging waarvan het hele sociale en politieke leven doortrokken is.
Bij het beschrijven van verschillende religieuze tradities wordt het voor Karen Armstrong steeds belangrijker zich in te leven in andere visies, rituelen en ethische praktijken. Ik schreef over drie godsdienstige tradities, maar uit niets bleek dat de een superieur was aan de ander. Vooral overeenkomsten treffen haar.
…Het thema compassie kwam steeds meer bovendrijven in mijn werk, omdat het de kern betreft van alle religieuze tradities – in hun beste verschijningsvorm. Schrijven wordt voor Karen Armstrong uiteindelijk een bevrijdende zoektocht.
In deze cyclus willen we samen het boek De Wenteltrap lezen. We nemen iedere keer een gedeelte en bespreken met elkaar wat ons raakt. Wordt het ook voor ons een bevrijdende speurtocht?
Dagen: Drie dinsdagen ( 11.00 – 16.30 uur)
Begeleiding: Marjeet Verbeek en Wilbert Sentenie
Dagelijks worden wij via de media, met name via de televisie, geconfronteerd met schrijnende beelden van oorlogen en rampen. In Afrika, Azië, het Midden-Oosten. Soms lijkt het dan ook alsof de wereld in brand staat. De televisie laat ons tevens de gevolgen van deze brandhaarden zien. Mensen, die als hen het leven al niet wordt ontnomen, toch in ieder geval huis en haard kwijtraken. Ze slaan op de vlucht om het vege lijf te redden in de hoop elders een nieuw, veilig bestaan op te bouwen. De meeste ontheemden komen terecht in vluchtelingenkam-pen in buurlanden, waar ze soms nooit meer uitkomen. Sommigen echter zoeken hun geluk in het ‘vrije’ westen, dat ze met veel pijn en moeite weten te bereiken.
Ook Nederland wordt beschouwd als een veilige haven. Al wanen wij ons zelf na 11 september, de terroristische aanslagen sindsdien en de oorlogen in Afghanistan en Irak steeds minder veilig. Maar ook de komst van al die vluchtelingen baart ons zorgen. ‘Ons land is vol’ is een uitspraak die je steeds vaker om je heen kunt horen. De vraag is dan ook of vluchtelingen zich hier ooit thuis kunnen gaan voelen. Kan en wil Nederland een thuis bieden voor deze ontheemden? Zijn het alleen asielzoekers die in onze samenleving ontheemd zijn? Of ‘herbergt’ onze ‘verzorgingsstaat’ ook autochtone burgers die buiten de boot vallen?
Kortom, hoe zit het met de zogenaamde ‘vierde wereld’, de vaak onzichtbare wereld van de ontheemden die tussen wal en schip raken in de veilige haven die Nederland pretendeert te zijn? Allemaal vragen die we gaan verkennen aan de hand van drie films.
In this world is een indrukwekkende semi-documentaire die het verhaal vertelt van twee Afghaanse jongens die wonend in een vluchtelingenkamp in Pakistan hun geluk willen gaan zoeken in Londen. Via de oude zijderoute, nu inmiddels de route van mensensmokkelaars, gaan ze op pad. De film laat zien dat, hoe zwaar en gevaarlijk een vlucht naar het westen ook is, het verlangen naar geluk sterker is dan de angst voor de dood.
Tussenland vertelt het verhaal van de Soedanese vluchteling en asielzoeker Majok die maar niet kan wennen in het asielzoekerscentrum en als voormalig koeherder een beetje thuis komt in een wei met oer-Hollandse koeien. Als hij dan de 80-jarige Nederlander en oud-Indiëganger Jacob leert kennen, herkennen beide mannen in elkaar hun ontheemd zijn in de Nederlandse samenleving en sluiten ze vriendschap.
Rosetta is een Belgisch meisje dat onder schrijnende omstandigheden samen met haar alcoholische moeder op een camping woont. Elke dag begeeft zij zich in de jungle van Luik op zoek naar werk om in haar eigen en haar moeders levensonderhoud te voorzien. Dan ontmoet ze een jongen die vriendschap met haar wil sluiten. Maar is Rosetta, die haar leven beschouwt als een oorlog die ze moet zien te overleven, wel in staat hem te vertrouwen? Zal zij thuiskomen in haar moederland?